Journalist Joris Luyendijk concludeert vanuit de Londense City dat er een nieuwe nog grotere crisis op het punt staat uit te breken. In het Filosofisch Elftal van Trouw.nl analyseren twee denkers een actuele kwestie. Journalist Joris Luyendijk luidt vanuit de Londense City de noodklok over de economie. Wat te doen met zo’n onheilstijding?
www.trouw.nl
Marc van Dijk
27/09/13
© reuters.
Inktzwarte analyse
Journalist Joris Luyendijk, die nu twee jaar in de Londense City woont om daar met insiders te praten over de financiële wereld, wordt ‘pessimistischer en angstiger’. “Dit gaat helemaal fout”, zegt hij in een interview in Volzin. Hij heeft het gevoel dat hij naar Tsjernobyl zit te kijken, waar de reactor na de ramp weer is aangezet, zonder dat er iets aan protocol of personeel veranderd is. Hij denkt dat een nieuwe, veel grotere crisis op uitbreken staat. Luyendijks inktzwarte analyse wordt in sociale media veel gedeeld en doorgestuurd. Hoe onderscheid je een apocalyptisch scenario van een terechte waarschuwing? En waarom zijn onheilsprofetieën zo aantrekkelijk?
Ons denken
Ger Groot, bijzonder hoogleraar filosofie en literatuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen: “Apocalyptische verhalen lijken op complottheorieën. Beide zijn van alle tijden. Er wordt een samenhang gezocht, waarmee verschijnselen verklaard worden die ogenschijnlijk geen verklaring of samenhang hebben. En dit wordt ten slotte veelal overgoten met een saus van ellende en noodlot.”
“We kunnen het niet helpen dat we zo denken. Ons hele denken is één grote complottheorie. Het denken is er immers op gericht om allerlei samenhangen in de werkelijkheid te zien waar een verklaring achter schuilgaat die wij kennen. Of we nu wetenschap of journalistiek bedrijven, of proberen te begrijpen waarom de buren zo luidruchtig zijn: we verzinnen een complot.”
“Dus het feit dat een boodschap de vorm heeft van een complot of onheilsprofetie, wil nog niet per definitie zeggen dat de inhoud onzinnig is. Hetzelfde denkmechanisme dat kan leiden tot een onzinnige angst, kan leiden tot een vrees die wel degelijk gegrond is.”
Referentiekader
Bas Haring, filosoof en hoogleraar Publiek Begrip van de Wetenschap aan de Universiteit Leiden: “Klopt, maar in dit geval lijkt het me toch loos alarm. Kijk, het zou op zichzelf natuurlijk kunnen dat een buitenstaander als Luyendijk iets ziet wat anderen niet zien. Economen worden over de hele wereld met ongeveer hetzelfde curriculum opgeleid. Ze hebben allemaal een vergelijkbaar referentiekader. Dat brengt het risico met zich mee dat ze het allemaal mis hebben.”
“Bij het klimaatdebat zou ik dat niet gauw zeggen. Er zijn wel buitenstaanders die roepen dat de opwarming van de aarde geen reëel probleem is, maar in de wetenschap is er brede consensus over. En de natuurwetenschappen zijn dusdanig goed georganiseerd, dusdanig kritisch en veelvormig, dat een consensus onder natuurwetenschappers simpelweg bijna niet te weerleggen valt. Maar bij economen ligt dat anders. Economie is geen harde wetenschap, maar een wetenschap die gebaseerd is op een aantal discutabele aannames. Ook dat draagt eraan bij dat Luyendijk als buitenstaander best gelijk kan hebben.” .
“Toch denk ik dat zijn bronnen veel te beperkt zijn om zulke extreme conclusies te trekken. Hij heeft gesproken met negentig mensen uit het Londense bankwezen. En daaruit concludeert hij dat onze economie én democratie op instorten staan. Dat lijkt me methodologisch niet in de haak. De economie bestaat uit zo veel meer dan het Londense bankwezen. Natuurlijk zou het een hoop ellende geven als er opnieuw banken omvallen, en nieuwe bubbles worden doorgeprikt. Maar om nu te zeggen dat daarmee het hele systeem zou omvallen: daarvoor is de economie veel te sterk en onze organisatiegraad te hoog. Kijk naar IJsland, daar is het toch allemaal behoorlijk misgegaan. En toch leven de mensen nog steeds in vrede, in leefbare steden en in een democratie.”
Historicisme
Groot: “Meestal laat Luyendijk op een heel mooie, subtiele manier zien dat bankmensen helemaal geen criminelen zijn met kwade opzet, maar dat zij meedraaien in een systeem dat allerlei ongewenste gevolgen heeft. Dat is nog iets anders dan te zeggen dat er een ijzeren wetmatigheid in de geschiedenis heerst waar we op geen enkele manier vat op hebben. Toch lijkt hij in zijn doemscenario naadloos over te gaan van het één op het ander. De situatie is onbeheersbaar geworden en kan maar één uitkomst hebben. Dat is wat Karl Popper historicisme heeft genoemd. Het idee dat de geschiedenis door onwrikbare wetten wordt geregeerd en een noodzakelijke en voorspelbare afloop heeft.”
“In werkelijkheid, aldus Popper, hangt de geschiedenis van toevalligheden aan elkaar en is ze dus volstrekt onvoorspelbaar. Eigenlijk zie je dat ook terug in de positie van Luyendijk. Als de situatie werkelijk onbeheersbaar was, zou het ook niet meer uitmaken of hij er nog iets over zegt. Hij probeert een soort klokkeluider te zijn. Dat kan alleen maar zin hebben als de mogelijkheid bestaat om de geschiedenis alsnog van koers te veranderen. Zijn onheilstijding is een soort shocktherapie, en daarin heeft hij ongetwijfeld gelijk. Maar als je hem letterlijk neemt, ondergraaft hij zijn eigen stelling.”
Haring: “Het zou een grappig experiment zijn om een boek te schrijven waarin je een wonder propageert. Iets in de trant van: binnen een paar jaar zal de economie als bij toverslag gaan floreren. Helemaal vanzelf. Dan zou je eigenlijk hetzelfde doen als Luyendijk, maar dan omgedraaid. Ik wed dat je daar minder aandacht mee zou krijgen. En toch hopen we allemaal wel eens op een wonder. Dat is denk ik ongeveer hetzelfde als geloven in de ondergang.”
Maya-kalender
Haring: “Bij het denken over de toekomst vervallen we snel in het romantische beeld dat alles helemaal goed komt, en eveneens in het beeld dat alles ten onder zal gaan. Het meest waarschijnlijk is toch dat alles voortkabbelt, precies zoals het altijd gedaan heeft.”
Groot: “Nog geen jaar geleden maakten hele volksstammen zich druk over de Maya-kalender die het einde van de wereld aankondigde. Kennelijk raakte dat bij heel veel mensen een gevoelige snaar.”
“Een ramp doorbreekt de normale gang van zaken. Alles wordt anders en dat geeft een prettige opwinding: ‘Nu leven we pas écht!’ Het is niet alleen schrik waarmee we op dit soort apocalyptische aankondigingen reageren. De catastrofale zucht heeft ook iets feestelijks. Daarom zijn we er zo gevoelig voor.”
“Het echte doemscenario betreft niet zozeer het instorten van de economie – dat zijn maar spullen. Het gaat vooral om het politieke systeem dat wordt geassocieerd met die economie: democratie. Als dit systeem in elkaar klapt, zal de democratie verantwoordelijk worden gehouden want ‘die kon dit niet tegenhouden’. Er zullen allerlei samenzweringstheorieën komen, precies zoals in Weimar. Dat is echt heel erg bedreigend. Politici moeten afstand nemen van het systeem en zeggen: we beheersen het niet meer. Zodat, als de economie instort, politici nog geloofwaardig zijn.”